Mobiliteitsbudget - de berekeningsformules zijn bekend!

Auteur: Laurence Philippe (Legal Expert)
Leestijd: 7min
Publicatiedatum: 26/10/2023 - 13:36
Laatste update: 30/10/2023 - 15:02

We wachten al sinds 2021 op de formules voor de berekening van het mobiliteitsbudget. Onlangs is er een koninklijk besluit verschenen dat voorziet in 2 formules. Beide formules treden in werking op 1 januari 2024. Een overzicht van de 2 berekeningswijzen.

Mobiliteitsbudget: ter herinnering

Het mobiliteitsbudget is een budget voor werknemers die over een bedrijfswagen beschikken of er recht op hebben. Dat budget stemt overeen met de totale kostprijs van de wagen (ook Total Cost of Ownership - TCO - genoemd) waarvan de werknemer afziet en kan worden uitgegeven in 3 pijlers:

  1. Een milieuvriendelijke wagen (zelfde sociale en fiscale behandeling als een “klassieke” wagen)
  2. Duurzame vervoersmiddelen (vrijgesteld van bedrijfsvoorheffing en sociale bijdragen)
  3. Het saldo in contanten (Bijzondere bijdrage RSZ van 38,07 %)

Werkelijke wagen of referentiewagen

Hoewel  het koninklijk besluit er geen melding van maakt, is het volgens het verslag aan de Koning nog altijd mogelijk om te opteren voor het gebruik van referentiewagens per functiecategorie. In combinatie met de forfaitaire formule houdt dat een vereenvoudiging in van het gebruik voor de berekening van het mobiliteitsbudget . De keuze voor de toepassing van referentiewagens is 3 jaar geldig.

Keuze tussen de formules

Tot voor kort was er onduidelijkheid over de berekeningswijze van het mobiliteitsbudget. Waarmee moet rekening worden gehouden in de TCO van de wagen waarvan de werknemer afziet? Hoe moeten de brandstofkosten worden berekend?

Het koninklijk besluit voorziet in 2 formules: een formule die gebaseerd is op de werkelijke kosten en een andere die gebaseerd is op forfaitaire waarden. De werkgever kan kiezen tussen die 2 formules enerzijds voor de berekening van het beschikbare budget en anderzijds voor de kosten van de wagen pijler 1. Een werkgever kan dus 2 verschillende formules kiezen: bv. de forfaitaire waarden voor het mobiliteitsbudget en de werkelijke kosten voor de wagen pijler 1. Die keuze blijft 3 jaar geldig.

Die keuze geldt voor alle werknemers. Als de werkgever opteert voor de berekening die gebaseerd is op de werkelijke kosten, mag hij die echter in bepaalde gevallen niet toepassen. Voor nieuwe werknemers, werknemers die van functie veranderen en werknemers die niet daadwerkelijk over een bedrijfswagen beschikten, mag dan toch de forfaitaire formule worden toegepast (aangezien er geen werkelijke kosten zijn die gebruikt kunnen worden).

Werkelijke raming

Of je nu het bedrag van het mobiliteitsbudget wil berekenen of dat van de wagen pijler 1, de formule is dezelfde. Voor de berekening van het budget wordt echter rekening gehouden met de gemiddelde jaarlijkse brutokosten van de laatste 4 jaar, terwijl voor de berekening van de wagen pijler 1 rekening wordt gehouden met de kosten van het betrokken jaar.

Het koninklijk besluit bevat een limitatieve lijst van kosten waarmee rekening moet worden gehouden bij de berekening op basis van de werkelijke kosten. Dat zijn onder andere de kosten voor de financiering of de leasing van de wagen, de brandstofkosten (met inbegrip van elektriciteit), diverse kosten met betrekking tot de wagen (parkeerkosten, reinigingskosten, ..) en de verschuldigde belastingen en bijdragen.

Kosten mogen maar één keer in rekening worden gebracht. Als, bijvoorbeeld, de brandstofkosten al in de leasing zijn vervat, mogen ze geen tweede keer in rekening worden gebracht.

Ook mag alleen rekening worden gehouden met kosten die zijn opgenomen in het bedrijfswagenbeleid. Onder bedrijfswagenbeleid moet worden verstaan de door de werkgever vastgelegde voorschriften die de voorwaarden met betrekking tot de toekenning en het gebruik van de bedrijfswagen regelen, ongeacht de vorm waarin die regels zijn opgenomen.

Forfaitaire raming

Per definitie zijn de kosten van de wagen pijler 1, bij toepassing van de formule op basis van de werkelijke kosten,  pas definitief bekend naarmate het jaar vordert. Je kan immers onmogelijk op voorhand weten hoeveel kilometer de werknemer zal afleggen en hoeveel de aan de bedrijfswagen gekoppelde kosten effectief zullen bedragen. Voor werknemers die nog niet eerder over een bedrijfswagen beschikten, is het niet zinvol om het bedrag van het mobiliteitsbudget op basis van de werkelijke kosten te berekenen.

Om die reden is in het koninklijk besluit een forfaitaire raming opgenomen waarin de brandstofkosten worden geforfaitariseerd door het aantal afgelegde kilometer op voorhand te bepalen, zonder onderscheid tussen privédoeleinden en woon-werkverkeer, . Die formule is gebaseerd op de hypothese dat de werknemer 6 000 km voor privédoeleinden aflegt en 200 dagen per jaar de wagen voor zijn woon-werkverkeer gebruikt (er moet daarbij rekening worden gehouden met de afstand tussen zijn woonplaats en de plaats waar hij werkt).

Voor de kosten van het verbruik per kilometer wordt rekening gehouden met het bedrag van de kilometervergoeding op het ogenblik van de berekening. Als het mobiliteitsbudget volgens deze methode is berekend, zullen toekomstige indexeringen van de kilometervergoeding geen impact hebben op het berekende budget. Voor de wagen pijler 1 moet elk jaar rekening worden gehouden met het bedrag dat geldig is op 1 januari van het betrokken jaar.

De forfaitaire berekeningsformule is eigenlijk tweeledig. Een formule voor de wagen in leasing die gebaseerd is op de leasingkosten en een andere voor de door de werkgever gekochte wagen die gebaseerd is op de cataloguswaarde van de waarde.

Door deze methode te combineren met het gebruik van een referentiewagen kom je gemakkelijker te weten hoeveel de TCO bedraagt van de wagen waarvan de werknemer afziet. De werknemer die in het stelsel van het mobiliteitsbudget stapt weet ook onmiddellijk hoeveel hij kan uitgeven in de pijlers 2 en 3.

Berekening van het mobiliteitsbudget

Om  het mobiliteitsbudget van elke werknemer te berekenen kan de werkgever dus opteren voor de forfaitaire formule of de formule op basis van de werkelijke kosten.

Vervolgens, als de werknemer een eigen bijdrage betaalt voor het privégebruik van de bedrijfswagen, wordt die bijdrage in mindering gebracht van het bedrag van het mobiliteitsbudget. Die bijdrage verlaagt immers de kosten van de wagen voor de werkgever.

De werkgever kan ook de beroepskosten die aan de bedrijfswagen zijn gekoppeld, in mindering brengen van het mobiliteitsbudget als hij die kosten bovenop het budget vergoedt. Dat is uitsluitend van toepassing op de brandstofkosten voor beroepsverplaatsingen.

Opgelet: het jaarlijkse mobiliteitsbudget moet tussen de 3 000 EUR en de 16 000 EUR liggen en mag niet hoger zijn dan 1/5 van het totale brutoloon van de werknemer.

Berekening van de wagen pijler 1

Bij gebruik van de forfaitaire formule voor de berekening van de wagen pijler 1 wordt de TCO van die wagen direct verrekend op het mobiliteitsbudget en weet de werknemer onmiddellijk hoeveel hij mag uitgeven in de pijlers 2 en 3.

Als de werkgever ervoor kiest de TCO van de wagen pijler 1 te berekenen op basis van de werkelijke kosten, moet hij een schatting van die kosten maken, aangezien ze nog niet bekend zijn op het ogenblik van de toekenning van het budget, om het resterende budget voor de pijlers 2 en 3 te kunnen bepalen. Naarmate het jaar vordert worden de werkelijke kosten verrekend op het budget et krijgt de werknemer een duidelijker beeld van het budgetbedrag waarover hij nog beschikt.

Welke actie moet je nu ondernemen?

Als je al over een mobiliteitsbudget beschikt, neem je best contact op met Legal Partners om na te gaan of het in overeenstemming is met het nieuwe koninklijk besluit.

Wachtte je op meer duidelijkheid? Je kan vanaf nu een mobiliteitsbudget invoeren!

Bron: Koninklijk besluit van 10 september 2023 tot uitvoering van artikelen 8, § 5, en 12, § 5, van de wet van 17 maart 2019 betreffende de invoering van een mobiliteitsbudget, en tot wijziging van het koninklijk besluit van 21 maart 2019 tot uitvoering van de wet van 17 maart 2019 betreffende de invoering van een mobiliteitsbudget B.S., 29.09.2023.

Wet van 17 maart 2019 betreffende de invoering van een mobiliteitsbudget, B.S., 29.03.2019.

De website van Partena Professional is een kanaal om informatie in een begrijpelijke vorm ter beschikking te stellen aan aangesloten leden en niet-leden. Partena Professional streeft er naar actuele informatie aan te bieden en deze informatie wordt met de grootste zorg samengesteld (onder andere in de vorm van Infoflashes). Maar aangezien de sociale en fiscale wetgeving voortdurend in beweging is, kan Partena Professional geen enkele aansprakelijkheid aanvaarden inzake de juistheid, het up-to-date zijn of de volledigheid van de informatie die via deze website werd geraadpleegd of uitgewisseld. Verdere bepalingen kunnen worden nagelezen in onze algemene disclaimer die van toepassing is bij elke raadpleging van deze website. Door deze website te raadplegen, aanvaardt u uitdrukkelijk de bepalingen van deze disclaimer. Partena Professional kan de inhoud van deze disclaimer eenzijdig wijzigen.