Overuren presteren en inhalen: wijzigingen vanaf 1 oktober 2013

Auteur: Catherine Mairy
Leestijd: 4min
Publicatiedatum: 03/10/2013 - 14:00
Laatste update: 10/05/2019 - 09:22

Om de arbeidswetgeving flexibeler te maken, heeft de wet van 17 augustus 2013 betreffende de modernisering van het arbeidsrecht en houdende diverse bepalingen wijzigingen aangebracht aan de Arbeidswet van 16 maart 1971 (zie onze Infoflashes van 2 en 24 september 2013).

Het gaat om:

  • de verhoging van de interne grens van de arbeidsduur binnen een referteperiode;
  • en de verhoging van het quotum 'niet-ingehaalde' uren van overschrijding per kalenderjaar. 

Een Koninklijk Besluit van 11 september 2013 legt de uitvoeringsvoorschriften vast van die wijzigingen die op 1 oktober 2013 in werking zijn getreden.

In deze Infoflash krijgt u een beknopte beschrijving van de inhoud van de wijzigingen.

De overschrijdingen van de normale grenzen van de arbeidsduur zijn toegelaten als (met name) de arbeidsduur (in principe 38u/week) gemiddeld wordt nageleefd over een kalenderkwartaal. Het naleven van een gemiddelde arbeidsduur is dus slechts denkbaar mits inhaalrust wordt toegekend.

Om elk misbruik te vermijden, stelt de wet van 16 maart 1971 een interne grens vast van de arbeidsduur binnen een referteperiode. Wanneer er met andere woorden sprake is van een overschrijding van een bepaald aantal overuren (die gepresteerd werden boven de toegelaten gemiddelde arbeidsduur over de referteperiode), moet inhaalrust worden toegekend.

Tot 30 september 2013 bedroeg die interne grens 65 uur tijdens de referteperiode. In bepaalde gevallen en op voorwaarde dat een specifieke procedure werd nageleefd, kon die grens verhoogd worden tot maximaal 130 uren per kalenderjaar.

Vanaf 1 oktober 2013 is de interne grens verhoogd tot:

  • 78 uren als de referteperiode overeenstemt met een kalenderkwartaal;
  • 91 uren als de referteperiode overeenstemt met één jaar; die verhoging van de interne grens is echter slechts van toepassing vanaf 3 maanden na het begin van de referteperiode van één jaar (dus vanaf de 4e maand van de referteperiode).

Die grens kan verhoogd worden tot:

  • maximaal 130 uren mits een specifieke procedure wordt nageleefd (zie hieronder);
  • maximaal 143 uren als een sectorale collectieve arbeidsovereenkomst (cao) dit mogelijk maakt.

De werknemer kan afzien van het inhalen van een bepaald aantal uren van overschrijding die gepresteerd werden wegens:

  • een buitengewone vermeerdering van werk;
  • of arbeid die door een onvoorziene noodzakelijkheid wordt vereist.

Tot 30 september 2013 bedroeg dat quotum 'niet-ingehaalde' uren van overschrijding 65 uren per kalenderjaar. Op voorwaarde dat een specifieke procedure werd nageleefd, kon die grens verhoogd worden tot maximaal 130 uren per kalenderjaar.

Vanaf 1 oktober 2013 is het quotum uren verhoogd tot 91 uren per kalenderjaar.

Dat quotum uren kan opgetrokken worden tot:

  • maximaal 130 uren mits een specifieke procedure wordt nageleefd (zie hieronder);
  • maximaal 143 uren als een sectorale cao dit mogelijk maakt.

Om de interne grens van de arbeidsduur binnen een referentieperiode/het quotum van 'niet-ingehaalde' uren van overschrijding te kunnen verhogen, moet een overlegprocedure worden gevolgd op het niveau van de activiteitensector of de onderneming.

Die procedure verschilt naargelang er al dan niet op dit vlak een sectorale cao wordt gesloten en neergelegd op de griffie van de Algemene Directie Collectieve Arbeidsbetrekkingen van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg vóór 1 april 2014. 

Er kan daarom een onderscheid gemaakt worden tussen meerdere gevallen:

  • als er een sectorale cao wordt gesloten en neergelegd op de griffie vóór 1 april 2014, dan moeten de nadere regels en voorwaarden die deze cao vaststelt worden toegepast ;
  • als er geen sectorale cao wordt gesloten en neergelegd op de griffie vóór 1 april 2014, dan kan de procedure op ondernemingsvlak worden gevolgd en deze verschilt naargelang er al dan niet een vakbondsafvaardiging bestaat in de onderneming:
    • als er een vakbondsafvaardiging bestaat, moet(en) de verhoging(en) vastgesteld worden door een ondernemings-cao gesloten met alle organisaties die vertegenwoordigd zijn in de vakbondsafvaardiging;
    • als er geen vakbondsafvaardiging bestaat, moet(en) de verhoging(en) vastgesteld worden:
      • ofwel door een ondernemings-cao;
      • ofwel door een wijziging van het arbeidsreglement.

Die verschillende procedures worden nauwkeurig beschreven in het Koninklijk Besluit van 11 september 2013.

Bronnen: wet van 17 augustus 2013 betreffende de modernisering van het arbeidsrecht en houdende diverse bepalingen, Belgisch Staatsblad van 29 augustus 2013; Koninklijk Besluit van 11 september 2013 tot vaststelling van de onderhandelingsprocedures voor het verhogen van de interne grens van de arbeidsduur die in de loop van een referteperiode moet worden nageleefd en van het quotum overuren waarvoor de werknemer kan afzien van de inhaalrust in toepassing van artikel 26bis, § 1bis en § 2bis, van de arbeidswet van 16 maart 1971, Belgisch Staatsblad van 19 september 2013. 

Auteur: Catherine Mairy

03/10/2013

De website van Partena Professional is een kanaal om informatie in een begrijpelijke vorm ter beschikking te stellen aan aangesloten leden en niet-leden. Partena Professional streeft er naar actuele informatie aan te bieden en deze informatie wordt met de grootste zorg samengesteld (onder andere in de vorm van Infoflashes). Maar aangezien de sociale en fiscale wetgeving voortdurend in beweging is, kan Partena Professional geen enkele aansprakelijkheid aanvaarden inzake de juistheid, het up-to-date zijn of de volledigheid van de informatie die via deze website werd geraadpleegd of uitgewisseld. Verdere bepalingen kunnen worden nagelezen in onze algemene disclaimer die van toepassing is bij elke raadpleging van deze website. Door deze website te raadplegen, aanvaardt u uitdrukkelijk de bepalingen van deze disclaimer. Partena Professional kan de inhoud van deze disclaimer eenzijdig wijzigen.