Plus minus conto

A. Het principe

Het “Plus minus conto” is een systeem dat variaties toelaat in de werkroosters naargelang de cyclische schommelingen in de productie door het toestaan van:

  • maximale dag- en weekprestaties van respectievelijk 10 uur en 48 uur;
  • met naleving van de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur over een periode van maximum 6 jaar. 

Er zal inhaalrust toegekend moeten worden. In principe is er geen overloon verschuldigd.     

Dit systeem was aanvankelijk voorbehouden voor de automobielsector maar is sinds 1 februari 2017 eveneens toegankelijk voor alle werkgevers en werknemers uit de privésector.

De toepassingsvoorwaarden en de invoeringsprocedure voor dit systeem in de onderneming blijven evenwel strikt en ingewikkeld.

B. Voorwaarden

De onderneming die een “Plus minus conto” wil invoeren, moet aan alle onderstaande kenmerken voldoen:

1. behoren tot een sector die gekenmerkt wordt door een sterke internationale concurrentie;

2. gekenmerkt worden door langdurige productie- of ontwikkelingscycli of die over meerdere jaren lopen, waardoor de gehele onderneming of een homogeen deel ervan geconfronteerd wordt met een langdurige, substantiële vermeerdering of vermindering van het werk;

3. genoodzaakt zijn om een sterke stijging of daling van de vraag naar een nieuw ontwikkeld product of dienst op te vangen;

4. kampen met specifieke economische redenen die het onmogelijk maken om de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur na te leven binnen de referentieperiodes die zijn toegestaan door de arbeidswet van 16 maart 1971.

C. De procedure

De invoer van het systeem Plus Minus Conto berust op de onderhandeling en er werden verschillende ‘blokkades’ ingebouwd:  

  • Cao in de sector verplichtend verklaard bij KB
  • Erkenning van de sectorale motieven door de minister van Werk op gelijkluidend en unaniem advies van de NAR.
  • Cao in de onderneming (ondertekend door alle vakbondsorganisaties)
  • Positieve effecten op de werkgelegenheid
  • Erkenning van de interne motieven (in de onderneming)  door de minister van Werk op gelijkluidend en unaniem advies van de NAR.

Gerelateerde artikels