Vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing voor startende ondernemingen – Toelichting bij de berekening van de termijn van 48 maanden
De programmawet van 26 december 2015 brengt een wijziging aan in de berekening van de termijn van 48 maanden die van toepassing is bij de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing voor startende ondernemingen.
Ter herinnering
Ter ondersteuning van jonge ondernemers heeft de programmawet van 10 augustus 2015 een specifieke maatregel ingevoerd m.b.t. de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing voor kmo's die jonger zijn dan 4 jaar (artikel 275/10 van het Wetboek van de Inkomstenbelasting 1992).
Deze maatregel is in werking getreden op 1 augustus 2015.
Berekening van de termijn van 48 maanden
Volgens de bepalingen van de voormelde programmawet, moest de termijn van 48 maanden berekend worden in dagen ('van de zoveelste tot de dag voor de zoveelste') vanaf het ogenblik van de eerste inschrijving bij de Kruispuntbank van Ondernemingen door een natuurlijke persoon of rechtspersoon.
Teneinde de berekening van deze termijn te vereenvoudigen, bepaalt de programmawet van 26 december 2015 dat deze periode aanvangt op de eerste dag van de maand volgend op de inschrijving bij de Kruispuntbank van Ondernemingen.
Een concreet voorbeeld: indien de eerste inschrijving gebeurt op 10 februari 2016, dan zal de termijn van 48 maanden aflopen op 28 februari 2020 (in plaats van op 9 februari 2020 volgens de oude regel).
Inwerkingtreding
De inwerkingtreding werd bepaald op dezelfde datum als de oorspronkelijke tekst, meer bepaald op 1 augustus 2015 (met terugwerkende kracht).
Bron: Programmawet (I) van 26 december 2015, B.S. 30 december 2015, Ed.2.
Auteur: Isabelle Caluwaerts
20/01/2016