Wanneer een werknemer bij ontslag gegeven door de werkgever recht heeft op een opzeggingstermijn van minstens 30 weken, wordt de opzeggingstermijn omgezet in een reeks maatregelen om de inzetbaarheid te verhogen.
Dit geldt in geval van ontslag door de werkgever met prestatie van een opzegging of betaling van een ontslagvergoeding
Principe
Deze reeks maatregelen bestaat uit twee delen (ook wel “2/3, 1/3” genoemd):
1e deel: dit bestaat uit een opzeggingstermijn die 2/3 bedraagt van de opzeggingstermijn met een minimum van 26 weken of een opzeggingsvergoeding gelijk aan het lopende loon (met inbegrip van de voordelen verworven krachtens de overeenkomst) dat overeenstemt hetzij met de duur van de opzeggingstermijn van dit 1e deel, hetzij met het resterende gedeelte van die termijn;
2e deel: dit bestaat uit een opzeggingstermijn gelijk aan het restant van de opzeggingstermijn of een opzeggingsvergoeding gelijk aan het lopende loon (met inbegrip van de voordelen verworven krachtens de overeenkomst) dat overeenstemt met de duur van het restant van de opzeggingstermijn dat niet inbegrepen is in de opzeggingstermijn van het 1e deel.
Financiering
Deze maatregelen worden gefinancierd door het bedrag van de werkgeversbijdragen die verschuldigd zijn voor het 2e deel. Daartoe wordt dit bedrag door de RSZ aan de RVA overgemaakt.
In de praktijk
In geval van ontslag met een opzeggingstermijn
In geval van ontslag met een opzeggingstermijn heeft de werknemer vanaf het begin van de opzeggingstermijn het recht om afwezig te zijn van het werk met behoud van loon om inzetbaarheidsbevorderende maatregelen te volgen ten belope van een waarde gelijk aan het bedrag van de werkgeversbijdragen op de opzeggingstermijn van het 2e deel.
In geval van ontslag met betaling van een opzeggingsvergoeding
In geval van ontslag met betaling van een opzeggingsvergoeding dient de werknemer zich beschikbaar te houden om inzetbaarheidsbevorderende maatregelen te volgen ten belope van een waarde gelijk aan het bedrag van de werkgeversbijdragen op de opzeggingsvergoeding van het 2e deel.
De verplichting voor de werknemer om zich beschikbaar te houden om inzetbaarheidsbevorderende maatregelen te volgen vervalt indien deze een nieuwe arbeidsrelatie aangaat of een zelfstandige activiteit uitoefent.
De inzetbaarheidsbevorderende maatregelen dienen te voldoen aan de kwaliteitsvereisten waaraan maatregelen voor outplacementbegeleiding moeten voldoen (als bedoeld in artikel 11/4 van de wet van 5 september 2001 tot de verbetering van de werkgelegenheidsgraad), indien deze maatregelen betrekking hebben op outplacementbegeleiding.
De inzetbaarheidsbevorderende maatregelen vormen een aanvulling op outplacementmaatregelen. Ze zijn niet van toepassing wanneer een transitietraject wordt opgestart
We wachten nog op gedetailleerdere informatie over het type inzetbaarheidsmaatregelen.
Inwerkingtreding
Deze maatregel geldt voor ontslagen vanaf 1 januari 2023.
Vereiste informatie
Verschillende punten van deze nieuwe wetgeving worden momenteel nog door de instellingen besproken.
Om te voldoen aan de nieuwe wettelijke verplichtingen inzake uw RSZ DmfA-aangifte, verzoeken we u evenwel contact op te nemen met uw Payroll Consultant om hem de nodige informatie te verstrekken in geval van ontslag door u met prestatie van de opzeggingstermijn, zodra de opzeggingstermijn is betekend.
Bron: Wet van 3 oktober 2022 houdende diverse arbeidsbepalingen, BS 10.11.2022