Aanvullende pensioenen: geleidelijke afschaffing van de verschillen in behandeling tussen arbeiders en bedienden

Auteur: Anne Beckers
Leestijd: 5min
Publicatiedatum: 28/04/2014 - 14:00
Laatste update: 10/05/2019 - 09:22

Einde maart heeft de Kamer een wetsontwerp aangenomen dat tot doel heeft de verschillen in behandeling tussen arbeiders en bedienden inzake aanvullende pensioenen op te heffen tegen 1 januari 2025. We schetsen hieronder de grote lijnen van het ontwerp.

Vanaf 1 januari 2025 zal geen enkel onderscheid meer gemaakt kunnen worden tussen arbeiders en bedienden inzake aanvullende pensioenen. De harmonisatie zal echter geleidelijk gebeuren in 3 fases gespreid over 10 jaar. Zo kan de rechtszekerheid gevrijwaard worden en kunnen ook de eventuele kosten gespreid worden voor de opheffing van de verschillen in behandeling door het onderscheid arbeiders-bedienden.

De 3 periodes van het harmonisatieproces zijn de volgende:

  • Vóór 01/01/2015: de verschillen tussen arbeiders en bedienden worden niet beschouwd als verboden discriminatie.
  • Tussen 01/01/2015 en 31/12/2024: tijdens die overgangsperiode is het verboden in de bestaande plannen een verschil in behandeling in te voeren tussen arbeiders en bedienden of een nieuw plan te voorzien met een verschil in behandeling tussen arbeiders en bedienden.

    Bepaalde uitzonderingen blijven echter voortbestaan:

    • In het kader van een overdracht van onderneming of fusie in de zin van de cao nr. 32bis mag de overnemer het plan voortzetten dat van kracht was bij de vervreemder, zelfs als het een verschil in behandeling bevat.
    • Tijdens de overgangsperiode is het bovendien toegestaan een verschil in behandeling in te voeren tussen arbeiders en bedienden als daarmee de geleidelijke harmonisatie van de twee statuten wordt beoogd.
    • Tot slot is het toegestaan plannen verder te zetten met een verschil in behandeling dat werd ingevoerd vóór 1 januari 2015. De werkgever moet zich in dat geval wel inschrijven in een harmoniseringstraject (zie verder) tegen ten laatste 1 januari 2025, rekening houdende met wat zich op dit vlak voordoet in het paritaire (sub)comité waar hij onder valt.
  • Vanaf 01/01/2025: de verschillen in behandeling tussen arbeiders en bedienden die zouden blijven voortbestaan voor tewerkstellingsperiodes die gesitueerd zijn vanaf 1 januari 2025 zullen beschouwd worden als verboden discriminatie die, desgevallend, tot sancties leidt.

Er bestaan echter uitzonderingen op dit principe (cfr. punt 2).

De sancties moeten nog vastgesteld worden bij Koninklijk Besluit.

In bepaalde gevallen kan een onderscheid tussen arbeiders en bedienden blijven voortbestaan na 1 januari 2025 zonder dat het om een verboden discriminatie gaat.

Enerzijds blijft voor de werknemers het recht van weigering voortbestaan bij een verzwaring van hun verplichtingen in het kader van een wijziging van een bestaand pensioenstelsel.

Anderzijds wordt een nieuw recht van weigering erkend. In principe moeten alle bestaande pensioenstelsels die, rechtstreeks of onrechtstreeks, een verschil in behandeling tussen arbeiders en bedienden bevatten, vervangen of gewijzigd worden. Het wetsvoorstel voorziet echter erin dat een werknemer het recht zal hebben om te weigeren deel te nemen aan het vervangen of gewijzigde pensioenstelsel op voorwaarde dat:

  • Het oorspronkelijke pensioenstelsel bestond vóór 1 januari 2015;
  • Het vervangen of gewijzigd werd vóór 1 januari 2025;
  • Een collectieve arbeidsovereenkomst de aansluiting bij het vervangen of gewijzigde pensioenstelsel niet verplicht stelt.

Tot slot kunnen verschillen blijven voortbestaan in het geval een bestaand plan wordt overgenomen door de overnemer van een onderneming in het kader van een fusie of een overdracht van onderneming beoogd door de cao nr. 32 bis.

Als gevolg van het voorgaande is het mogelijk dat een discriminerend stelsel van toepassing blijft na 1 januari 2025.

Harmoniseringstraject

De harmonisering zal eerst gebeuren in de sectoren die, rechtstreeks of onrechtstreeks, bevoegd zijn voor dezelfde beroepscategorieën en/of voor dezelfde activiteiten. Het gaat om de sectoren waarin een verschil in behandeling tussen arbeiders en bedienden bestaat inzake aanvullende pensioenen, met name omdat ze onder twee verschillende paritaire comités vallen.

Voorbeeld: in de sector van de binnenscheepvaart hebben de arbeiders (PC nr. 139) een aanvullend pensioen terwijl dat niet het geval is voor de bedienden (PC nr. 218).

Deze sectoren zullen zonder vertraging onderhandelingen moeten starten en om de twee jaar aan de Nationale Arbeidsraad een verslag moeten overmaken over de stand van zaken van de werkzaamheden. Het doel hiervan is collectieve arbeidsovereenkomsten in de sector te sluiten tegen ten laatste 1 januari 2023. Die collectieve arbeidsovereenkomsten zullen ten laatste tegen 1 januari 2025 de verschillen in behandeling moeten wegwerken.

De sancties die van toepassing zullen zijn wanneer tegen 1 januari 2023 geen collectieve arbeidsovereenkomst in de sector wordt neergelegd bij de Griffie van FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, worden vastgesteld bij Koninklijk Besluit.

‘Intersectoraal’ inrichter

De sectoren met verschillen in behandeling tussen arbeiders en bedienden hebben in het algemeen als specifiek kenmerk dat ze over afzonderlijke paritaire comités beschikken voor arbeiders en bedienden. Maar elk paritair comité kan alleen collectieve arbeidsovereenkomsten sluiten voor zijn eigen bevoegdheidsgebied. En op dit moment bestaat er geen bereidheid om de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en paritaire comités te wijzigen.

De wetgever lijkt die klip omzeild te hebben door een wijziging van de wetgeving betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid om een artikel in te voegen in de wet van 7 januari 1958. Daardoor kan een fonds voor bestaanszekerheid inrichter worden van een sectoraal pensioenstelsel voor verschillende paritaire comités.

Het fonds zal wel paritair samengesteld moeten zijn en zal als uitsluitend doel de opbouw van aanvullende pensioenen hebben als het voor meerdere paritaire (sub)comités optreedt. Het fonds zal moeten worden aangeduid via een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in elk paritair (sub)comité in kwestie.

Bron: Wetsontwerp (doc 53K3399) tot wijziging van het rustpensioen en het overlevingspensioen en tot invoering van de overgangsuitkering in de pensioenregeling voor werknemers en houdende geleidelijke opheffing van de verschillen in behandeling die berusten op het onderscheid tussen werklieden en bedienden inzake aanvullende pensioenen.

Auteur: Anne Beckers

28/04/2014

De website van Partena Professional is een kanaal om informatie in een begrijpelijke vorm ter beschikking te stellen aan aangesloten leden en niet-leden. Partena Professional streeft er naar actuele informatie aan te bieden en deze informatie wordt met de grootste zorg samengesteld (onder andere in de vorm van Infoflashes). Maar aangezien de sociale en fiscale wetgeving voortdurend in beweging is, kan Partena Professional geen enkele aansprakelijkheid aanvaarden inzake de juistheid, het up-to-date zijn of de volledigheid van de informatie die via deze website werd geraadpleegd of uitgewisseld. Verdere bepalingen kunnen worden nagelezen in onze algemene disclaimer die van toepassing is bij elke raadpleging van deze website. Door deze website te raadplegen, aanvaardt u uitdrukkelijk de bepalingen van deze disclaimer. Partena Professional kan de inhoud van deze disclaimer eenzijdig wijzigen.