100 "vrijwillige" & onderhandelende overuren

Elk jaar kan een werknemer 100 vrijwillige overuren presteren. (Een sector-cao kan die enveloppe uitbreiden tot 360 uur.) Werkgever en werknemer moeten akkoord gaan, al wordt de werknemer wel verondersteld het initiatief te nemen.

A. Wanneer en hoe deze overuren presteren?

De overheid legt geen regels op. De werkgever moet geen toestemming vragen aan de FOD Arbeid of aan de vakbondsafvaardiging. Een rechtvaardiging waarom de overuren worden gepresteerd, is niet nodig.

Dat is revolutionair. De regels inzake arbeidstijd zijn doorspekt met bepalingen waarbij de instemming van de individuele werknemer niet voldoende is. In de regel moet de werkgever het presteren van overuren kunnen rechtvaardigen. Overwerk kan bijvoorbeeld bij een “buitengewone vermeerdering van werk.” Bovendien moet de werkgever toestemming krijgen van de sociale inspectie én van de vakbondsafvaardiging (als die bestaat binnen de onderneming).

B. Heel eenvoudige implementatie

Het volstaat dat werkgever en werknemer een bijlage aan de arbeidsovereenkomst sluiten. Die eenvoudige overeenkomst blijft zes maanden geldig en kan steeds opnieuw worden hernieuwd.

De uitdrukkelijke hernieuwing van die overeenkomst moet garanderen dat de werknemer steeds bereid is om de overuren te presteren. Dat is toch de bedoeling van de regering. Wat als de werknemer 4 maand geleden akkoord ging, de werkgever hem vraagt om morgen langer te blijven, maar hij weigert omdat hij andere plannen heeft? De overeenkomst kan zeker en vast de krijtlijnen uitzetten, maar wederzijdse flexibiliteit en begrip zijn nodig om van de vrijwillige overuren een succes te maken.

Geen inhaalrust, wel overloon

De werknemer kan de gepresteerde vrijwillige overuren niet recupereren. Dat maakt voor veel werkgevers de planning makkelijker. Als werkgever vermijdt u het sneeuwbaleffect van overuren en inhaalrust, nog meer overuren gevolgd door nog meer inhaalrust.

Wel heeft de werknemer recht op loon en overloon bij overschrijding van de normale grenzen van de arbeidsduur (9 uur per dag, 38/40 uur per week). De werkgever betaalt het loon voor de vrijwillige overuren én een overloontoeslag van 50%. Die toeslag kan stijgen tot 100% als de overuren worden gepresteerd op een zon- of feestdag.

Het loon en de overloontoeslag moeten worden betaald op het einde van de betaalperiode in de loop waarvan de overuren werden verricht. Geen uitgestelde betaling, anders dan bij betaalde inhaalrust.

C. Vrijheid, maar met grenzen

Elke werknemer kan tot 100 overuren per kalenderjaar presteren. Per dag mag de werknemer maximum 11 uur presteren, per week zijn er dat maximum 50.

De vrijwillige overuren combineren met gewone overuren kan. Goed tellen is dan de boodschap. Over die gewone overuren bouwt de werknemer namelijk wel inhaalrust op. En de werkgever moet inhaalrust toekennen wanneer een werknemer 143 gewone overuren heeft opgebouwd. Van de 100 vrijwillige overuren tellen 75 overuren mee voor de 143-urenteller, de eerste 25 vrijwillige overuren tellen niet mee.

Voorbeeld

Een werknemer heeft in de loop van de referteperiode van een jaar al 100 gewone overuren gepresteerd. Werknemer en werkgever zijn akkoord om dat jaar nog eens 100 vrijwillige overuren te presteren. Vanaf wanneer moet de werkgever dan inhaalrust toekennen?

De werkgever zal inhaalrust voor de gewone overuren moeten toekennen vanaf het 69e vrijwillige overuur. De eerste 25 vrijwillige overuren tellen niet mee. Vanaf het 26e vrijwillige overuur begint de 143-urenteller weer te lopen. Bij het 68e vrijwillige overuur is de interne grens van 143 overuren bereikt.

De interne grens 

Overschrijdingen van de arbeidsduur worden toegestaan op voorwaarde dat deze duur gemiddeld nageleefd worden over een referentieperiode.

Deze referentieperiode bedraagt in principe een kwartaal.

Ze kan verlengd worden tot maximum één jaar op basis van een koninklijk besluit, collectieve overeenkomst in de sector of de onderneming of via het arbeidsreglement.

Bovendien werd er een interne grens van de arbeidsduur vastgelegd binnen de referentieperiode om misbruik te vermijden: wanneer een bepaald aantal overuren gepresteerd werd boven de gemiddelde wekelijke arbeidsduur, moet er onmiddellijk inhaalrust toegekend worden voor er opnieuw overuren gepresteerd mogen worden.

Sinds 1 februari 2017 bedraagt deze grens 143 uur ongeacht de referentieperiode. Een collectieve arbeidsovereenkomst in de sector zou deze grens kunnen verhogen.

De eerste 25 vrijwillige overuren tellen niet mee voor de berekening van deze grens.

Gerelateerde artikels